{jcomments on}Ik ben Jacob Snoek en ik ben een basketballende hardloper. Als jongetje nam ik de tijd al op als ik naar school rende. Hardlopen is een leuk, maar niet als je dat alleen doet. Ik wil dit seizoen af en toe een verhaaltje (blog) over mijn hardloopervaringen schrijven. Klik op “Lees meer” als je dat leuk lijkt om te lezen.
Een paar jaar geleden zag ik een kleine documentaire over Shani Davis [link]. Ik ben een sportliefhebber en kijk soms zelfs naar paardrijden en curling, als er geen rodelen op televisie is. Toch vond ik het altijd wat vreemd, zo’n donkere gast in een schaatspak. Voor mij is dat hetzelfde als een Duitser in een peugeot 207, een Zweedse tweeling met bruin haar, een Amerikaan met een small burger, een Japanner met een Nokia 1208 (..), je snapt wel wat ik bedoel. Maar sinds dat korte interview heb ik veel sympathie voor die gast. Prachtig dat hij die foto van Erben Wennemars op zijn koelkast had geplakt en elke keer als hij wou snoepen zich afvroeg: “Would Urben do that?”
Ik moet zelfs eerlijk bekennen dat ik zijn onthoudings-methode wel een beetje overgenomen heb, sinds de laatste 11-dorpenloop [link foto].
Maar na een paar weken begon de motivatie om niet zoveel te snoepen richting de eerste windmolenloop wat af te nemen en kwam ik erachter dat mijn probleem niet in de koelkast ligt, maar in de snoeplade en in de voorraadkast onder de trap.
Het ging op zich redelijk goed tot 28 april. Mijn zusje beviel van een prachtige dochter om half 6 ’s middags, maar 24 uur later had ik al 4 keer taart gehad en had ik nog een bruiloft, 2 verjaardagen, Koninginnedag, avondje Nick en Simon in het verschiet. Bij elke hap taart dacht ik “Would Peter do that? “
Na een feestweek, herpakte ik mezelf en besefte ik me weer dat het weer tijd wordt om een knappe tijd op de windmolenloop. Meestal kan ik na het basketbalseizoen nog wel een aardige eerste windmolen lopen, maar daarna loopt niet alleen de temperatuur op. Ik heb mezelf voorgenomen op een constant seizoen te lopen en mijn PR op de Fish Potato nu eens te verbeteren.
Op zaterdagmorgen 08 mei 2010 om 7 uur vond mijn zoontje het wel leuk geweest op zijn bedje en lag hij tussen ons in. Geweldig natuurlijk om die geweldige glimlach op dat bolle koppie van hem te zien. Jacquelien van Blois (we moeten als Urkers wel een kortere naam voor haar bedenken hoor!) keek mij al bedenkelijk aan toen ze zijn bolle toet zag vorige week en ziet er nog geen hardloper in [link foto].
Maar goed, om kwart over 8 zat ik dus met de vriend op de fiets richting de warme bakker. Ik was wat in gedachten en twijfelde nog tussen een bord havermoet of muesli. Ik reed de markt op en snoof alle geuren op, die ik vroeger zo lekker vond. Plotseling kwam ik bij een bakwagen, waar een vrouw al vanaf 8 uur ’s morgen uien loopt te snipperen voor op haar frikadellen. Maar dat was niet wat me verbaasde natuurlijk, het was dat kleine, magere mannetje met een licht baardje in trainingspak dat mij verbaasde. Ik kon mijn verbazing niet onderdrukken en gaf een brul. Hij draaide zich om, trok wat wit weg en brulde “je hebt me betrapt!” Nog enigszins beduusd reed ik door en vroeg me af “Would Peter do that?”
Maandag gingen mijn kleine broertje Cees en ik de laatste training doen. Even rustig door het bos dribbelen en een paar versnellingen. We kwamen Louw Gerssen, Maarten Post en Evert van de Berg tegen in het bos en deze hadden dezelfde wedstrijdvoorbereiding. Op één of andere manier voel ik me op zo’n laatste training voor een wedstrijd altijd brak en voel ik alles. Voor Cees gold in mindere mate hetzelfde en speelde ik al met de gedachte om mijn doeltijd 2 minuutjes te verhogen. Mijn vader zegt dan altijd “dat zit tussen je oren”, maar volgens mij is het bij hem niet anders.
Op de dag van de wedstrijd heb ik wel altijd iets van wedstrijdspanning. Je hoopt natuurlijk dat je in vorm bent en dat je een aardige tijd neer kan zetten. Je loopt wat te rekken, kijkt 3 keer op weer.nl of het toch echt windkracht 5 uit het Noorden blijft en voelt een lichte verkoudheid opkomen. Verder geef ik altijd zo min mogelijk printopdrachten, zodat ik rustig op mijn bureaustoel kan blijven zitten.
Aanvankelijk wilde ik de middag vrij nemen, zodat ik thuis om de kost kon, maar de werkzaamheden liepen wat tegen en ik kwam later dan normaal thuis. Thuis twijfelde ik nog of een muts, wanten en een sjaal nodig zouden zijn tijdens de wedstrijd. Willy ging met Teunis helpen het verkeer te regelen en de Buggy ging dus ook mee in de auto.
Nog even wat lekkers nemen op de Waaiershoek om een hongerklop te voorkomen. Niet teveel eten en drinken natuurlijk, want dan loop je bij het 3-km-punt met kramp. Bij het warmlopen voelen de benen goed. Vroeger was het warmlopen niet meer dan vanuit huis naar de start lopen (zo’n 350 meter), nu loop ik toch wel een 20 minuutjes warm.
Vorig jaar bij de hardloopcursus moesten we altijd hele bijzondere oefeningen doen. Gezien mijn enorme souplesse en geweldig gevoel voor ritme, was dat altijd een enorm succes. Gelukkig dat Freek Brouwer ook mee deed en dus de aandacht mocht delen. Gelukkig zijn hier geen video’s van in omloop.
Ik had een lage 33-er in mijn hoofd. Vorig jaar liep ik de eerste loop in 33:41 en ik wilde toch wel sneller, ook gezien de gunstige weersomstandigheden. Voor de start is het altijd leuk om wat praatjes te maken. Veel bekenden hadden een startnummer, maar ook heel veel nieuwe gezichten. Johan van Slooten (veteraan) ging voor een tijd onder de 40 en zou een tijd dicht bij de 39 minuten geweldig vinden. Paar weken geleden was hij nog op hoogtestage in Frankrijk, sja sommige nemen de GBU Windmolenloop erg serieus.
Ik hou niet van snel starten, maar voor een lage 33-er moet ik wel op 4 minuten per kilometer starten. Aangezien het aantal deelnemers toeneemt is een Megafoon ook geen overbodige luxe meer, voor mijn vader. Om 19:00 gingen we eindelijk van start en een kleine honderd man ging richting de camping.
Ik vind het altijd mooi om te zien dat jongens die voor het eerst meedoen in volle sprint weggaan. Ik herinner me een keer van een paar jaar geleden, toen Tjeerd Popkema al een paar edities had gewonnen, dat een Urker riep “Wie is nou die Popkema dan?”. Vervolgens sprint hij er 400 meter achteraan, om 10 minuten na hem te finishen.
Maar goed het ging op zich lekker en bij het kilometer punt zat ik op schema 3:48 en liep nog vlak achter mijn maat Wiebren Westra, die al aardig in vorm is. Peter Gnodde zat voor mijn gevoel al op het Schapenpad. Wiebren was van plan om op 3:50 per kilometer te starten en dat was net wat te snel voor mij tegen die wind in.
Tussen de 1 en de 3,5 kilometer liep ik met een paar mannen van buiten Urk en liep ik zo aardig op schema. Bij de 3 kilometer zat ik op de gewenste 11:44, maar ik had het gevoel dat ik al wel wat kon versnellen. Het gaatje met Wiebren was al een krap half minuutje. Van de wind tegen hadden we niet veel last. De jongen die nog even bij me liep had zijn telefoon bij zich. Hij keek regelmatig op zijn telefoon en ik vroeg me af of zijn vrouw misschien hoogzwanger was en dat hij nog even een windmolenloop tussendoor wou doen. Op het pad richting de dijk ging ik er dus alleen vandoor.
Ik bouwde het tempo langzaam op en zag dat Wiebren bij de schaapskooi bij Albert Koffeman kwam. De dijk op was even rustig aan doen, omdat het niet alleen “berg” op is, maar ook valt de wind weg en is het even klimatiseren.
Bij het 5-kilometerpunt begin je weer een beetje in je ritme te komen en ik zat nog op schema voor een lage 33-er. Wiebren en Albert bleven gezellig met zijn twee lopen, maar het gat wordt niet groter of kleiner. Bij de 6km, zat ik op 23:36 en moest toch het tempo wat op gaan voeren. Voor mij is het meestal een breekpunt. Dit keer kon ik toch wat meer en liep zelfs wat richting de mannen voor me. Bij de 7 kilometer zat ik dan ook op 27:22 en dat moest ik volhouden. Bij de trap naar de waterval, zat Petra Kaptein. Zij is de dochter van “Kobus van het Urkerland” en was zo aardig om wat foto’s te maken voor de website. Ze zag er wat verkleumd uit, maar dat was ook niet zo gek met dat weer. Ook stond mijn maot Duwial en zijn vrouw aan te moedigen en foto’s te maken.
De dijk op en laten storten naar beneden. Er zaten wat mensen bij de waterval op die bak die genoten van al die “leipen” die met het snot voor de ogen zich van die dijk af lieten storten. Tempo weer oppakken en de kraan openzetten.
Bij Willem de Boer aangekomen kwam ik Truida de Heus tegen, zij gaf me nog een aanmoediging en op één of andere manier heb je dat dan nodig. “Kom op Snoek, je moeder wacht op je”. Maar na 200 honderd meter sprinten stond ze nog achter me te roepen. Ik had er zo’n Henk Gemser-gevoel bij “Dat kan beter!”
Maar goed richting de finish blik op oneindig en die lange stelten aanzetten. Ik klokte op 32:47, dus er zat nog wat in die laatste 1,5 kilometer. Ik liet me even op het gras neerstorten en toen ik opkeek zag ik oenze Cees al finishen. Die kwam op 33:32 binnen en dat is voor hem een dik pr. Zelf had ik een hele tijd al eens onder de 32 gelopen, maar aan die tijd kom ik nooit meer. Zeker tevreden met mijn tijd en ik was niet de enige die goed gelopen had. Wiebren zat op 32:24 en Lange Albert pakte 2 minuten van zijn PR af. Peter en Anna verbeterden wederom het Urker-record. Bij de finish is ook altijd een leuke sfeer en het is altijd even leuk nababbelen.
Na afloop zitten we altijd bij mijn ouders op de Waaiershoek. Dan staat de bakpan op 180 graden en wordt de patat heerlijk goudbruin gebakken.
De volgende keer ben ik helaas op vakantie. Dat mag ik niet van Willy zeggen, maar het is wel balen dat ik een windmolenloop mis. Frank Stobbe had zijn trouwdag met opzet op de donderdag gezet, zodat hij de dag ervoor nog gewoon mee kan lopen.
Maar ik zal wel door moeten trainen, want Cees zat vlak achter mij en het is natuurlijk wel een beetje strijd. Die foto van Peter nog maar even 2 keer printen.
groet Jacob Snoek