Juni 2002

De tweede Frans Kramer Windmolenloop van dit seizoen werd een geweldig succes. Maar liefst 53 deelnemers telde de organisatie afgelopen woensdag, wat een absoluut record is. Onder de deelnemers ook opvallend veel jeugd.

Minder goed gaat het met het aantal vrouwelijke deelnemers. Dit blijft op maximaal drie staan. Het grote aantal liefhebbers brengt echter ook de nodige problemen met zich mee. Het wordt steeds drukker op het fietspad en op de weg, zodat langzamerhand serieus overwogen moet worden of het parcours dient te worden afgezet. En ook bij de start wordt het steeds meer dringen, wat deze keer resulteerde in een kleine valpartij.

Bij al deze praktische problemen zou er bijna vergeten worden dat er ook nog gelopen werd. En hoe! Er gebeurde eigenlijk teveel om op te noemen. De strijd op kop ging zoals verwacht en kan bijna als saai omschreven worden. Wat wel boeiend was, waren de ontwikkelingen in het gehele lopersveld, van voor tot achter. Wat te denken van een debutant als Peter Gnodde, die in z’n eerste wedstrijd meteen een 36.41 op de klokken tovert en daarmee gerespecteerde cracks als Wilbert Mazereeuw, Auke Brouwer en Sjoerd Visser achter zich laat? En Marja Visser bij de vrouwen, die zich dit jaar voorgenomen heeft om naar de magische 39-minuten grens toe te kruipen en momenteel pr na pr loopt. Deze keer wist ze er een 40.46 uit te persen, wat anderhalve minuut sneller is dan haar vorige pr. Daar tegenover stond het totale stukgaan van Alie Snoek, vorig jaar als eerste Urkse nog goed voor een tijd in dat magische 39-minuten gebied en nu finaal ingeklapt. Met veel pijn en moeite wist ze nog tot 43.34 te komen, maar zelfs dat was niet voldoende voor de tweede plaats, want die werd haar voor de neus weggekaapt door Martha ten Napel in een mooie 42.52.

Strijd
Strijd, volop strijd was het wat de klok sloeg bij deze tweede Frans Kramer Windmolenloop. Strijd met de gevolgen van oude blessures, zoals Johan van Slooten dat ervoer in zijn nu al drie jaar durende poging om weer tot z’n oude niveau terug te komen, maar wat maar niet wil lukken. Hij finishte in 39.07. Strijd met de eigen grenzen, zoals Evert van de Berg dat deed die voor het eerst in zo’n twaalf jaar weer onder de 38 wist te lopen (37.38). En strijd tegen de lichamelijke ongemakken die soms door het lopen worden veroorzaakt. Dit overkwam Tiemen Brands, die het onderweg zo te kwaad kreeg, dat hij er niet aan ontkwam om een zeer nodige boodschap te doen in het struikgewas. Dit zette hem op een geweldige achterstand en hij kwam dan ook ruimschoots als laatste over de finish (1.04.07).

Wat gebeurde er verder in de voorste regionen? Zoals gewoonlijk waren de lopers in een zeer fors tempo weggegaan. De kop werd onmiddellijk genomen door de Lelystadse toptriatleet Frank Veltman, die niet voor het klassement liep, maar deze loop als training beschouwde. Hij was nog net een maatje te groot voor de Urker lopers en wist de afstand als snelste af te leggen in 30.47. Het echte werk echter gebeurde achter hem. Daar waren de twee kemphanen Cees Post en Cornelis Meun weer volop met elkaar in de slag. Van start tot finish ging het deze keer vrijwel gelijk op. Cees Post verrichte het meeste werk, Cornelis Meun liep vrij ontspannen mee. Net als de vorige keer moest ook nu weer de beslissing in de laatste kilometer vallen. Waar Cornelis Meun de vorige keer volledig instortte, was er nu sprake van een meer gelijk opgaande strijd. Tot op de laatste meters wel te verstaan. Met een daverende eindsprint gingen beide lopers voor het goud en slechts met een uiterste inspanning kon Cees Post Meun van zich af houden. Hij finishte in 32.59 met Cornelis Meun in 33.11 daar vlak achter. Dit resultaat betekent echter wel, dat Cees Post nu al zo goed als zeker is van de eindoverwinning.

Bekende namen
Achter de beide kemphanen waren het de onderhand bekende namen als Riekelt van Urk, beide Jacob Snoeken, Eize van Eerde en Timo Hakvoort, die de wedstrijd maakten. Echter twee opvallende namen duiken plotseling op tussen deze gevestigde lopers: Juriaan van Urk en Albert Koffeman. Juriaan van Urk was wellicht de grootste verrassing van de dag. Zoon van de ook meelopende Albert van Urk (finishte in 43.54) start hij als debutant naast zijn vader en loopt daar in de beginfase nog wat mee te praten, voordat het tot hem doordringt dat het echte werk voorin allang is gestart. Hij zet het dan op een geweldige manier op een lopen, haalt het halve lopersveld in en zakt pas wat in als hij bij het keerpunt bij de schaapskooi gekomen is. Daar duikt hij plotseling vlak achter de op de vierde plaats lopende Riekelt van Urk op, die zich een hoedje schrikt en denkt wie is dit nu weer? Nou Riekelt, dat was dus Juriaan van Urk, die even zijn visitekaartje af kwam geven. In de tweede helft van de race moest hij dit alles wel bekopen met wat terugval, maar met een achtste eindtijd van 35.18 mag hij terugzien op een zeer geslaagde eerste race in zijn carrière.

De andere opvallende naam is, zoals gezegd, natuurlijk Albert Koffeman. Het jongere broertje van Jaauwk Koffeman, welke jammer genoeg de laatste jaren verstek laat gaan. Maar de 12-jarige Albert Koffeman is waarschijnlijk een nog veel groter talent dan zijn oudere broer. Het gewoonweg in de kop van het loperspeleton meelopen op 12-jarige leeftijd is ongehoord, ja, waarschijnlijk zelfs nog nooit vertoond. Als je op deze leeftijd al in staat bent om een 35.26 te lopen (waarmee Albert tiende werd), wat zul je dan lopen tussen je twintigste en dertigste, de topperiode van iedere loper? Wie gaat over een jaar of vier, vijf Albert Koffeman nog van het goud afhouden? En, belangrijker, wat gaat Albert Koffeman zelf met zijn talenten doen, want dat hij van nationale klasse is, dat is een ding dat zeker is. Voorlopig echter moet hij zich vooral niet gek laten maken en blijven bouwen aan zijn lopersklasse, een klasse die hij overmatig bezit.