Blog Albert Visser; De marathon scheidt de jongens van de mannen

Na lange en bijzondere lopen, vind ik het altijd leuk om deze voor mezelf te evalueren in de vorm van een verslagje. Of eigenlijk, deze verslagjes bedenk ik altijd onderweg. Als een soort afleiding tijdens de moeilijke stukken. Deze keer dus ook weer. Nu was het te wassen varkentje: de marathon van Rotterdam. #mr13.

 


Voorbereiding

13 April stond al een tijdje in rood omcirkeld in mijn agenda. Op die datum zou ik mijn allereerste marathon gaan lopen. 42 kilometer en 195 meter. Laatst vroeg iemand me: “welke patser heeft de 195 meter bedacht”. Goede vraag.

In oktober 2013 liep ik een pittige trail over de Limburgse heuvels. Zo sterk als een beer liep ik met de nodige tegenslagen redelijk gemakkelijk de 35km. Met deze wetenschap begon ik aan de voorbereidingen voor Rotterdam, dat ging prima. Intussen begon de winter en wij gingen ons huis verbouwen. Dit maakte dat ik wat minder tijd had om te trainen.

 

 

In de aanloop naar raceday kreeg ik rugpijn. Dit maakte dat ik een week of zes niet kon hardlopen. Ik baalde enorm en besloot zelfs om mijn startbewijs voor de marathon te koop te zetten. Dit mislukte, niemand was geïnteresseerd.

Dus ik besloot om Rotterdam toch maar te proberen. Niet helemaal fit, wel gemotiveerd. Ik testte mijn conditie op de Wezepseheide. Dat ging prima. Behalve een wat matige, voor marathon begrippen, conditie.

Anyway, het werd de 13e. Met Tjeerd Popkema en Bas Hollegien als hardlopers en een hele riedel verzorgende dames togen wij naar de Maasstad. De eerste stop was collega Bart. Deze woont vlak bij de start en verzorgde ons met veel liefde. Ik kreeg een ‘sound of music gevoel’ van deze man.

Ik begon hem toch wel wat te knijpen. In de aanloop naar de wedstrijd zei ik regelmatig tegen mezelf in de spiegel, dat ik nog nooit uit een wedstrijd ben gestapt. Dat zou me nu ook niet gebeuren.

Oké. Half 11, startschot en gaan.

 

 


De wedstrijd

Erasmus zal nog wel eens lachend ‘lof der zotheid’ naar beneden mompelen als hij al die leipe lopertjes over zijn naambrug ziet hollen. Hetzelfde gold voor mij, ik kreeg wat babbels onderweg, was mijn matige voorbereiding alweer vergeten en bedacht het leipe plan om onder de vier uur te gaan lopen, 5:30 per kilometer. Moet te doen zijn voor een knaap zoals ik. Maar dan moet je wel een lekkere winter achter het gat hebben. Maar daar ging ik; met het zweet op m’n rooie kop. Licht uit en klaar om te gaan. De sfeer was magisch, de drukte, de gekte, het ultieme loopgevoel.

Vooraf was me gezegd dat het lopen van een marathon gelijk staat aan drie halven. Toen Tjeerd Popkema me dit vertelde lachte ik het verhaal weg. Intussen kan ik uitleggen op welke kilometerpunten de tweede en de derde halve marathons starten. Ik ben van de harde leerschool.

De eerste kilometers gingen zoals gezegd perfect. Tot ik rond het 18 kilometerpunt ik mezelf hoorde zeggen dat we eindelijk bijna op de helft waren. Oei, misdruk. Ik voelde dat het tempo wat afnam. Nou vooruit, we gaan dit eind niet in 03:59:59 lopen maar hij gaat onder de 4:10. Ook mooi. En ik besloot mezelf van waterpunt naar waterpunt te slepen, deze stonden heel keurig elke 5km opgesteld.

Richting de 30 km werd het toch echt zwaar voor me, ik kreeg dorst. De verzorgingsposten stonden voor m’n gevoel steeds verder uit elkaar. Ik had honger. Behalve gels en wat colaflesjes had ik niets bij me. In mijn nooddruft riep ik tegen mezelf; “dat dit avontuur toch een maatje te groot voor me was”. Maar wat heb je aan zo’n conclusie als je er al 2/3 op hebt zitten? Daar was intussen de Erasmusbrug weer, voor de tweede keer gingen we over deze prachtige brug. Aan het einde van deze bobbel stonden een batterij collega’s. Deze stonden stil te genieten van de ellende die ze aan zich voorbij zagen trekken. Ik vatte moed en bereikte het 30kilometer punt.

Halve marathon nummer 3

Zoals gezegd, is een hele marathon, drie halven. Dat klopt. Exact ronde de 30 kilometer start je derde en zwaarste halve marathon. Met het eind in de bek sjokte ik voort. Ik begon steeds langzamer te lopen. Waar ik startte met 5:30, scharrelde ik intussen rond de 6:40 per kilometer. Kramp, lege spieren, honger. Wat een drama weer. Maar ik had er wel mooi mee te maken. Intussen werd ik ingehaald door Karin Bakker, ik vond het best wel fijn om een bekende te zien. Maar ik voelde dat ik haar zou vertragen, dus zei haar maar vlug door te lopen en deze bluffer te laten voor wat hij is.

Bam. De man met de hamer beukte er lekker op los. Ik moest gaan wandelen. Meer zat er niet in. Zo half rennend, half wandelend van de 35km richting het 40 kilometerpunt. Ik deed intussen ook al een dikke 38 minuten over 5 kilometer. Ik startte op 27 minuten per 5km. Och och, het maakte me allemaal niet meer uit. Als ik maar de 42,195 uit zou lopen. Opgeven is geen optie.

Op de marathon doet het er niet meer toe, of dat je een baard hebt — Arjan Boot

Ik was gelukkig niet de enige die het zwaar had. Ik had continu een man op z’n blote voeten voor me. Hij was al 40 kilometer onderweg. Op z’n blote kakken. Wat een zottigheid. En zwaar dat deze meneer het had.

Onderweg spraken wij zwalkers elkaar wat moed in. Iemand wist me zelfs te vertellen dat op de marathon het er niet meer toe deed dat je een baard hebt. De marathon scheidt zelf wel de mannen van de jochies. Voor zoveel wijsheid, zou ik zo weer veertig kilometer lopen. Nog twee kilometer te gaan. Dit geeft de burger moed. Ik stop nog wat colaflesjes in m’n mond en ga er vol voor. Ik passeer m’n collega’s weer. Ze peppen me op en ik kachel door en finish. Een charmante Rotterdamse hangt me de medaille om. Ik kus het metaal en schiet vol.

Snel weer.

Albert Visser{jcomments on}